Afgelopen woensdag begonnen we aan een reis naar Dawson Creek. We konden niet meer de volledige route rijden, maar ook deze reis bleek de moeite waard.
Dawson Creek is een rit van ongeveer 750 kilometer, in uren is dat al snel 9 uur omdat de maximumsnelheid op het traject slechts 100 kilometer per uur bedraagt. Net als in Nederland zijn er uiteraard ook mensen die zich daar niet aan houden, regelmatig word je ingehaald door vooral pick-ups.
Na zo’n 500 kilometer slaan we links af naar MacKenzie, een plaatsje dat 30 kilometer van de highway ligt. We vinden al snel een hotel en betrekken een ruime kamer in het hotel dat ook veel klanten met pick-ups blijkt te hebben. Het zijn vooral mensen die in de bosbouw en mijnbouw werkzaam zijn.
We maken even een wandeling en komen langs een enorme machine die hier naast de weg staat opgesteld. Het is de werelds grootste tree crusher die in de 60’er jaren werd gebruikt bij de aanleg van het nabijgelegen Williston reservoir. Dat reservoir ontstond door de aanleg van de W.A.C. Bennetdam.
De kolossale machine werd in de jaren 60 gebouwd door LeTourneau en werd ontworpen om snel grote stukken bos te ruimen voor grootschalige projecten. De machine werkt als een soort stoomwals, maar dan speciaal voor bomen. Met zijn enorme walsen kon hij hele bossen platdrukken zonder dat er gezaagd hoefde te worden. Hij is volledig elektrisch aangedreven, de energie werd opgewekt door twee grote dieselgeneratoren en weegt vele tonnen, een waar monster op rupsbanden. Die rupsbanden zijn niet meer te zien, ze werden waarschijnlijk verwijderd toen de machine op zijn huidige plaats kwam te staan.
In november 1964 arriveerde de Tree Crusher in Mackenzie per trein, verdeeld over zes platte wagons. Het kostte vier dagen om hem te assembleren en daarna begon een moeizame tocht van vier mijl naar het werkgebied. De machine kwam meerdere keren vast te zitten in het ruige terrein en moest uiteindelijk overwinteren halverwege de route. In de zomer van 1965 hervatte men de operatie. Ondanks mechanische problemen wist de Tree Crusher uiteindelijk meer dan 2.500 acres bos te verpletteren ter voorbereiding op de aanleg van het Williston Reservoir. Na jaren van dienst werd de machine in 1984 teruggebracht naar Mackenzie, waar hij nu trots staat opgesteld langs Mackenzie Boulevard als een ‘roadside attraction’. Bezoekers kunnen hem van dichtbij bewonderen en zich verbazen over zijn omvang en geschiedenis.
Op de tweede dag verlaten we MacKenzie en rijden terug naar highway 97. Het is nog bijna 300 kilometer naar Dawson Creek. We zijn van plan om daar een middag door te brengen en dan terug te rijden naar Chetwynd waar we op de heenweg langs komen. Dat scheelt de volgende dag toch weer meer dan een uur rijden.
Het stadje is bekend om de vele houten beelden die zijn gemaakt met kettingzagen waarvan er honderden langs de highway en het stadje zijn opgesteld.
We boeken vast een hotelkamer om zeker te zijn van een kamer op de terugweg en na een kleine maaltijd rijden we verder naar Dawson Creek.
Hoewel Dawson Creek al een oud stadje is naar Canadese begrippen dankt het zijn bekendheid vooral aan de Alaska Highway. In 1942 toen WW2 op het hoogtepunt was zochten de Amerikanen een mogelijkheid om Alaska over land te bereiken. Met medewerking van de Canadese overheid die land beschikbaar stelde en bijdroeg aan de aanleg van vliegvelden, telefoonlijnen, gebouwen en andere faciliteiten die essentieel waren voor het project. De weg zelf werd echter grotendeels door Amerikaanse troepen en ingenieurs gebouwd.
Op de plaats waar Amerikaanse ingenieurs het beginpunt van de Alaska highway bepaalden is nu een monument geplaatst waar we wat foto’s maken. We ontmoeten er ook verschillende mensen die foto’s komen maken. Een oudere vrouw uit Baja Californië, een Mexicaanse staat, is in haar eentje onderweg in een jeep naar Fairbanks. Een jongen uit Florida is helemaal naar Dawson Creek gekomen op zijn skateboard en wil ook nog naar Alaska. Een echtpaar uit Michigan reageert enthousiast als ze horen dat wij uit Nederland komen. De vrouw zegt dat al hun grootouders uit Nederland kwamen. “Maar mijn grootmoeder vertelde altijd dat ze ook nog een beetje Frans was”. Een Indiaas echtpaar uit Kerala dat vlakbij New York woont is ook onderweg naar Alaska.
Al die mensen hebben één ding gemeen: ze vinden het ongewoon warm in Dawson Creek. De medewerkster van het toeristenbureau dat zich in het oude stadion bevindt kan dat alleen maar beamen. “Het is zeker 8 of 9 graden te warm voor de tijd van het jaar en dat is al voor het derde jaar op rij zo” zegt ze.
Terug in Chetwynd checken we in bij het eerder gereserveerde hotel. De kamer blijkt een suite met een aparte slaapkamer, een complete keuken en een zitkamer waarin een TV hangt net als in de slaapkamer. Ruimte genoeg dus!
Voordat we gaan eten bekijken we eerst een aantal houten beelden waardoor het plaatsje heel bekend is geworden.
In 1992 begon het allemaal als onderdeel van de Rendezvous ’92-viering, ter ere van het 50-jarig jubileum van de aanleg van de Alaska Highway. De lokale organisatie wilde een blijvend cultureel erfgoed achterlaten en zo ontstond het idee van houten sculpturen gemaakt met kettingzagen. Het groeide uit tot de “Chetwynd International Chainsaw Carving Championship”, een jaarlijks evenement dat kunstenaars van over de hele wereld aantrekt.
De beelden worden live ter plekke gemaakt tijdens een vierdaags festival in juni. Kunstenaars gebruiken uitsluitend kettingzagen – geen beitels of fijn gereedschap – om verbluffend gedetailleerde sculpturen te maken.
Vrijdags rijden we weer terug naar Round Lake. Een reis die ons via Prince George terugbrengt naar highway 16. Als we thuiskomen hebben we meer dan 1600 kilometer afgelegd.
Last Wednesday, we set off on a journey to Dawson Creek. We were not able to complete the full route, but even this shortened trip turned out to be well worth it.
Dawson Creek is about a 750-kilometre drive, which easily takes nine hours due to the speed limit being just 100 km/h along most of the way. Just like in the Netherlands, not everyone sticks to the limit—pickup trucks often speed past you.
After 500 kilometres, we turned left toward Mackenzie, a small town located about thirty kilometres off the highway. We quickly found a hotel and checked into a spacious room. The hotel seemed to cater mostly to guests driving pickups—many of whom work in forestry and mining.
We went for a short walk and came across a massive machine displayed beside the road. It is the world’s largest tree crusher, used in the 1960s during the construction of the nearby Williston Reservoir. That reservoir was created following the building of the W.A.C. Bennett Dam.
The colossal machine was built in the 1960s by LeTourneau and designed to clear large forested areas for major development projects. It operated like a steamroller, but specifically for trees. With its enormous rollers, it could flatten entire forests without the need for chainsaws. It was powered by electric motors supplied by two large diesel generators and weighs several tonnes—a true monster on tracks. The tracks are no longer visible, likely removed when the machine was placed in its current location.
In November 1964, the Tree Crusher arrived in Mackenzie by train, spread across six flatbed cars. It took four days to assemble, after which it began a difficult four-mile trek to the worksite. The machine got stuck multiple times in the rugged terrain and had to overwinter halfway along the route. Operations resumed in the summer of 1965. Despite mechanical setbacks, the Tree Crusher managed to crush over 2,500 acres of forest in preparation for the Williston Reservoir. After years of service, the machine was returned to Mackenzie in 1984, where it now proudly stands along Mackenzie Boulevard as a roadside attraction. Visitors can admire it up close and marvel at its size and history.
On the second day, we left Mackenzie and drove back to Highway 97. It was still three hundred kilometres to Dawson Creek. We planned to spend the afternoon there and then head back to Chetwynd, which we had passed on the way in. That would save us more than an hour of driving the next day.
The town is known for its many wooden sculptures carved with chainsaws, hundreds of which are displayed along the highway and throughout the town.
We booked a hotel room in advance to be sure of a place to stay on the way back, and after a light meal, we continued on to Dawson Creek.
Although Dawson Creek is considered an old town by Canadian standards, it owes its fame primarily to the Alaska Highway. In 1942, at the height of World War II, the Americans were looking for a way to reach Alaska by land. With support from the Canadian government—which provided land and contributed to the construction of airfields, telephone lines, buildings, and other essential infrastructure—the road itself was largely built by American troops and engineers.
At the spot where American engineers marked the starting point of the Alaska Highway, a monument now stands. We took some photos there and met several people doing the same. An older woman from Baja California, a Mexican state, was travelling alone in a Jeep to Fairbanks. A young man from Florida had made it all the way to Dawson Creek on his skateboard and planned to continue to Alaska. A couple from Michigan lit up when they heard we were from the Netherlands. The woman said all their grandparents were Dutch. “But my grandmother always said she was a little bit French too.” An Indian couple from Kerala, now living near New York, were also on their way to Alaska.
All of them had one thing in common: they found it unusually warm in Dawson Creek. The staff member at the tourist centre, located in the old arena, confirmed it. “It’s at least 8 or 9 degrees warmer than normal for this time of year—and it’s been like this for three years in a row,” she said.
Back in Chetwynd, we checked into the hotel we had reserved earlier. The room turned out to be a suite with a separate bedroom, a full kitchen, and a living room with a TV—just like in the bedroom. Plenty of space!
Before dinner, we took time to admire some of the wooden sculptures that have made the town so famous.
It all began in 1992 as part of the Rendezvous ’92 celebration, marking the 50th anniversary of the Alaska Highway. The local organizers wanted to leave behind a lasting cultural legacy, and so the idea of chainsaw-carved sculptures was born. It grew into the “Chetwynd International Chainsaw Carving Championship,” an annual event that attracts artists from around the world.
The sculptures are created live on-site during a four-day festival in June. Artists use only chainsaws—no chisels or fine tools—to produce stunningly detailed works of art.
On Friday, we drove back to Round Lake, a journey that took us through Prince George and back onto Highway 16. By the time we got home, we had travelled more than 1,600 kilometres.









